Catalogusgegevens

LastDodo nummer
4737203
Rubriek
Ansichtkaarten
Titel
Le Congo d'aujourd'hui. Portage
Plaats
Straatnaam
Provincie / Streek
Jaar
1954
Reeks
Nummer (op) kaart
219C
Ontwerper
Uitgever algemene naam
Afmetingen
14,7 x 10,5 cm
Druktechniek
Bijzonderheden
op kaart nederlands geschreven tekst gedateerd; 24 Mei 1954 Belgisch-Congo, vaak ook Belgisch-Kongo geschreven, was van 15 november 1908 tot 30 juni 1960 een kolonie van België in het gebied van het huidige Congo-Kinshasa. Belgisch-Congo werd op 15 november 1908 een echte kolonie. Voordien was het gebied sedert 1885 onder de naam Kongo-Vrijstaat door Leopold II geregeerd als soevereine staat - of veeleer als "privé-kolonie". Met Nederlands-Indië voor ogen, geloofde Leopold rotsvast dat koloniale bezittingen een belangrijke bron van inkomsten en van internationaal prestige zouden zijn voor zijn kleine land en voor de dynastie. Als relatief jonge en neutrale staat toonde België weinig enthousiasme voor Leopolds koloniale dromen, en daarom nam de even ambitieuze als koppige vorst zelf het initiatief. Door een nauwe samenwerking met de ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley, en dankzij een handige diplomatie, verkreeg Leopold II internationale erkenning van zijn Kongo-Vrijstaat door een reeks bilaterale verdragen gesloten tijdens en na de Koloniale Conferentie van Berlijn van 1884-1885. De ontsluiting en ontginning van dit onmetelijke gebied was aanvankelijk een zwaar verlieslijdende onderneming, ook voor de vorst persoonlijk. Toen echter aan het einde van de 19e eeuw de winning van rubber snel aan belang won, voornamelijk voor de opkomende automobielnijverheid, keerde het tij. De enorme winsten uit de rubber- en ivoorhandel wendden een staatsbankroet af en lieten Leopold II toe grote werken te bekostigen ter verfraaiing van België en ter verheerlijking van de dynastie (onder meer de Halve-eeuwfeest-triomfboog in Brussel, het Paleis der Koloniën in Tervuren en de koninklijke promenade in Oostende). In geen tijd werd de Kongo-Vrijstaat het toneel van een ware bonanza, waarbij de concessie-maatschappijen en de overheid zelf op steeds driestere wijze steeds hogere winsten nastreefden, zonder enig respect voor de autochtone bevolking. Zo mondde het beleid van Leopold II, althans in de kerngebieden van de rubber-winning (onder meer in het noordwesten langs de Congorivier), uit in een waar schrikbewind, gekenmerkt door brutale dwangarbeid en meedogenloze repressie. Arbeiders die de opgelegde quota niet vervulden of die de onmenselijke werkomstandigheden ontvluchtten, werden zwaar bestraft, vaak mishandeld - tot het afhakken van de handen toe - of zelfs standrechtelijk gefusilleerd. De brutale ontwrichting van de op pluk en jacht gerichte gemeenschappen in het gebied van het evenaarswoud leidde bovendien tot een scherp dalende nataliteit, terwijl de snelle verspreiding van voorheen lokale of vanuit het westen geïmporteerde ziekten de mortaliteit omhoog joegen.