De term "Bankbiljetten" betekent in Nederland meer dan wat het volgens de letter is. In deze rubriek al het Papiergeld van Nederland. Lees verder
Nederlandse Bankbiljetten, of liever gezegd, Nederlands papiergeld is uitgegeven sinds 1573, tijdens het beleg van Middelburg. Er werden in tijden van nood op muntpersen muntjes van papier (karton) gemaakt.
Daarna is er lang niets aan papiergeld geweest.
Gedurende de 17e en 18e eeuw werd papier als cheques gebruikt, ook wel Kassiers of kort gezegd Kasbiljetten gebruikt. Halfweg 18e eeuw ontstonden er de kassiersbiljetten aan toonder. Ook was er behoefte om op een veilige manier geld verdiend "in de Oost" naar Nederland te krijgen. Hiervoor werden wissels gebruikt. Deze wissels zijn op naam gesteld, maar er zijn er ook "aan toonder" waarmee ze de functie van geld overnemen.
In 1795 bij de inval van de Fransen in de Nederlanden ontstonden biljetten om tekort aan zilver te vervangen. Deze assignaten en recepissen zijn uniek voor de periode 1795. Ook het Franse leger bracht de (waardeloze) assignaten uit Frankrijk mee, die kort in Nederland gecirculeerd hebben.
In 1814 werd door Koning Willem I (voornamelijk met zijn privé vermogen gedekt) De Nederlandse Bank opgericht, die het octrooi op de uitgifte van bankbiljetten kreeg. Pas in 1863 werden bankbiljetten officieel betaalmiddel.
De nood om kleingeld aan te vullen werd gedaan sinds 1846 in de vorm van muntbiljetten. Omdat de inwisselbaarheid tegen "munten" aan het begin van de eerste wereldoorlog onvoldoende dekking bleek te geven, kwam er behoefte aan een gegarandeerde tegenwaarde aan zilver. En zo is de "Zilverbon" ontstaan. Deze vielen, net als de muntbiljetten, niet onder verantwoordelijkheid van DNB, maar het Ministerie van Financiën. Verwarring hierbij ontstaat echter wel omdat "huisdrukker"Johan Enschedé (en zonen) niet alleen de Bankbiljetten in opdracht van DNB, maar ook veel van de muntbiljetten in opdracht van Financiën drukte.
Bijzonder zijn de uitgaven aan het begin en gedurende de beide wereldoorlogen te noemen, op enkele uitzonderingen na allen in de eerste week of weken van de oorlog geproduceerd.
Ook is er in Nederland Kampgeld uitgegeven, en is er geld in gevangenissen en aan boord van schepen gebruikt. Al deze papieren vormen van geld worden in de volksmond "bankbiljetten" genoemd, maar zijn het op de uitgaven van DNB na, niet.