Whisky's worden wereldwijd geproduceerd. Het meest bekend zijn de Scotse single malt whisky's, de Ierse blended whiskey's en de Amerikaanse bourbons. Lees verder
Het woord whisky is afkomstig van het Ierse Gaelic "Uisge Beatha" of "Uisce Beatha" of Schots-Gaelische Usquebaugh dat "water van leven" betekent. Het is een sterke drank dat is gedistilleerd uit gegist gerst (malt) of graanbeslag (grain (alle graansoorten anders dan gerst)), maïs of rogge (beide bourbon) en gerijpt op houten vaten.
Tijdens het gistingsproces worden de aanwezige suikers omgezet in alcohol. De vloeistof bevat een alcoholpercentage van zo'n 7,5% en wordt gedistilleerd om ongewenste stoffen te laten verdwijnen en het alcoholpercentage te laten stijgen. De gedistilleerde vloeistof wordt verdund tot een alcoholpercentage van 65% waarna het op vat wordt gerijpt. De naam whisky mag gegeven worden na een bepaalde rijpingstijd (dit is afhankelijk van de lokale wetgeving). Na botteling stopt het rijpingsproces en ondervindt de drank geen verdere smaakverandering. De leeftijd staat voor de periode waarin de spirit/whisky op vat heeft gelegen.
Malt whisky wordt doorgaans gedistilleerd in gebieden met specifieke natuurlijke en vaak regionale karakteristieken zoals waterbron, turf enz. Deze geografische ligging, de invloed daarvan op de gebruikte grondstoffen en het rijpingsproces karakteriseren de smaak van single malts.
Deze karakteristieke lokale smaak ontbreekt doorgaans aan de vatted malts die een mix zijn van verschillende single malts afkomstig uit meerdere streken en verschillende rijpingen kennen.
Tot slot zijn er de blended whisky's die een mix zijn van single malt whisky's en graan whisky's.
De Ierse overheid hief belasting op mout, maar niet op de gerstekorrels zelf. De Ieren ontwikkelden daarom een speciaal distilleerapparaat (de zogenaamde pot still). Daarme konden ze ook ongemoute gerst (dus gerstekorrels) distilleren. Ook vandaag de dag worden Ierse whiskeys voor een groot deel van ongemoute gerst gedistilleerd. Vanwege het gebruik van ongemoute gerst moet Ierse whiskey 3 keer gedistilleerd worden in plaats van 2 keer, zoals in Schotland gebruikelijk is. De suikers in ongemoute gerst worden namelijk moelijker in alcohol omgezet dan die in gemoute gerst. Ook wordt in Ierland de mout bijna nooit gedroogd boven turfvuur. Hierdoor ontbreekt de klassieke Schotse turfachtige smaak bij veel Ierse whiskeys.
Vanaf de 19e eeuw namen steeds meer Schotse distilleerderijen een nieuw type ketel in gebruik; de Coffey still. In tegenstelling tot de pot still hiermee non-stop worden gedistilleerd, waardoor de productie omhoog ging. De Ieren gaven de voorkeur aan de pot still omdat deze een hogere kwaliteit zou leveren. Om de, in hun beleving, kwalitatief hoogwaardige whisky te onderscheiden van de Schotse, werd een -e aan de productnaam gevoegd en ontstond het woord whiskey.
Deze spelling werd ook door Amerikaanse distilleerders gehanteerd omdat ze van oorsprong vaak Ieren waren. Alle andere whiskylanden, zoals Canada en Japan hebben de oude spelling gehandhaafd.
Aan het begin van de 20e eeuw kreeg de Ierse whiskeyindustrie te maken met de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog en de Burgeroorlog. Een Brits handelsembargo maakte het onmogelijk om te exporteren naar landen van het Britse rijk, waardoor markten Groot-Brittannië, Canada, Australië en Zuid-Afrika voor de Ierse whiskey jarenlang onbenaderbaar werden.
De Amerikaanse Drooglegging in de jaren ’20 sloot ook de Amerikaanse markt af voor vermarkting en niet lang daarna volgde de Tweede Wereldoorlog. Het merendeel van de weinige distilleerderijen die Ierland nog had, overleefden deze tegenslagen niet. Tegenwoordig heeft Ierland nog 3 actieve Ierse distilleerderijen: Cooley, Midleton en Bushmills. Deze produceren onder andere Jameson, Bushmills en Connemara whiskey.