Catalogusgegevens

LastDodo nummer
4578313
Rubriek
Ansichtkaarten
Titel
Jeanne d'Arc
Plaats
Straatnaam
Provincie / Streek
Jaar
1904
Reeks
Nummer (op) kaart
2
Ontwerper
Uitgever algemene naam
Afmetingen
9,0 x 14,0 cm
Bijzonderheden
Poststempel Anvers Fevrier ( februari) 1904 Depart . Postzegel Belgisch N° 53 1 centimen geadresseerd aan Mademoiselle Js Schutter , Institutuce , rue de la province ( sud ) 182 Epy ( ? ) Handgetekend , 1904 Jeanne d'Arc[2] (Domrémy, Lotharingen, ca. 1412[1] – Rouen, Normandië, 30 mei 1431), bijgenaamd de Maagd van Orléans, is een nationale heldin van Frankrijk. Als jong meisje van eenvoudige afkomst speelde ze een beslissende rol in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk, wat in het tijdskader een opmerkelijke prestatie was. Op negentienjarige leeftijd werd ze door een partijdige kerkelijke rechtbank veroordeeld en stierf ze op de brandstapel in Rouen. Vijfentwintig jaar na haar dood liet paus Calixtus III het proces herzien, ze werd onschuldig bevonden en kreeg bij de plechtige uitspraak van het proces op 7 juli 1456 de titel van martelares. In 1909 werd ze uiteindelijk zalig verklaard door de Rooms-katholieke Kerk en in 1920 volgde de heiligverklaring. Ondertussen wordt ze gerekend tot de patroonheiligen van Frankrijk samen met Dionysius van Parijs, Martinus van Tours, de heilige Lodewijk en Theresia van Lisieux. Uiteindelijk werd Jeanne veroordeeld door de geleerde doctoren van de Parijse Sorbonne en door het kapittel van Rouen die geen van beiden hun broodheren willen teleurstellen. Zij werd schuldig bevonden als schismatieke, afvallige, leugenares, zienster, verdachte van ketterij en godslasteraar. Haar visioenen worden afgedaan als falsificaties, omdat Jeanne niet was aangekondigd in de heilige schrift en omdat ze geen mirakels had verricht. Hier hadden de rechters op gewacht, met Jeannes' ontkenning hoopten ze aan te tonen, dat Karel VII onder valse voorwendsels tot koning was gezalfd en anderzijds konden ze Jeanne liquideren. Er werd niet getreuzeld, op 29 mei werd Jeanne tot ketter verklaard en op 30 mei werd ze overgedragen aan het wereldlijke gerecht en nog dezelfde dag levend verbrand op de Oude Markt van Rouen. In wezen was het enige “gerechtelijke” argument voor haar veroordeling een Bijbels kledingvoorschrift,[48] men had het ver moeten zoeken. Henri Beaufort, de kardinaal van Winchester had erop aangedrongen, dat er niets van het lichaam van Jeanne zou overblijven dat zou kunnen gebruikt worden als reliek, omdat hij vreesde voor een postume verering van Jeanne. Jeanne stierf waarschijnlijk eerst door koolmonoxide vergiftiging, maar daarna werd de brandstapel opgestookt om haar organische resten te verbranden en na een derde verbranding bleven alleen nog wat beenresten en asse over. Die werden door de beul Geoffroy Thérage in de Seine geworpen vanaf de Pont Mathilde. In de dertiger jaren van de vijftiende eeuw ging door vele landen het ware verhaal, dat nog eeuwen nadien steeds weer zal worden verteld, het verhaal van het boerenmeisje Jeanne d'Arc uit het kleine Franse dorpje Domrémy. Ze was zeer vroom; toen ze dertien jaar oud was hoorde ze voor het eerst stemmen in zich spreken. In de Honderdjarige Oorlog werd deze Jeanne een nationale heldin. Toen ze zeventien jaar oud was en Orléans door de Engelsen bezet werd, ging ze - zonder dat haar ouders het wisten - enkele malen naar de naburige stad Vacouleurs, waar zij commandant Baudricourt met moeite overtuigde van haar roeping, om Orléans te ontzetten en de kroonprins ter kroning naar Reims te voeren. Op 20 februari 1429 vertrok ze te paard in mannenkleren, door enkele ruiters begeleid, zuidwaarts om Orléans heen naar Chinon. Ze werd door Karel VII ontvangen. Uitvoerig werd nagegaan of haar roeping al dan niet uit God was, o.a. door een onderzoek naar haar maagdelijkheid. Hoewel ze veel tegenwerking ondervond kreeg ze de beschikking over een legermacht. Deze rukte naar Orléans op. Op 8 mei was de stad ontzet. Er volgden, onder aanvoering van het meisje, nieuwe overwinningen. Het optreden van 'de heks van Armagnacs' zaaide grote paniek onder de Engelsen en vele soldaten deserteerden. Op 30 juni werd de tocht naar Reims ondernomen. De poorten werden voor de koning geopend. Op 17 juli vond de kroning in de kathedraal plaats. Tijdens de plechtigheid hield Jeanne d'Arc haar standaard boven de koning. Ze werd als een heilige vereerd. Jeanne wilde 'met de punt van de lans' de Engelsen uit Frankrijk verjagen, maar ze kreeg niet de medewerking waarop ze gehoopt had. Haar plannen werden uitgesteld of slecht uitgevoerd. Bij een mislukte aanval op Parijs werd Jeanne aan de dij gewond. Het leger werd teruggetrokken achter de Loire en met tegenzin ging het meisje mee naar deze streek. In maart 1430 vertrok Jeanne met een aantal vrijwilligers weer naar het front. Bij een poging tot ontzet van Compiègne werd ze gevangen genomen op 23 mei. Toen ze uit de gevangenis van de Bourgondiërs - de bondgenoten van Engeland - wilde ontsnappen sprong ze uit een torenraam en werd bewusteloos opgenomen. De Bourgondiërs verkochten haar aan de koning van Engeland. Ze werd naar Rouaan overgebracht en daar op Kerstmis 1430 in een kasteeltoren in ketenen opgesloten. Het proces tegen Jeanne d'Arc begon op 21 februari 1431. In werkelijkheid was het een politiek geding en bovendien werd het opgezet om in deze tijd van toenemende heksenvervolging als een voorbeeld te dienen. Voorzitter van de opvallend sterk bezette rechtbank was Pierre Cauchon de Sommièvre, bisschop van Beauvois, die er voor uitkwam dat hij er behagen in schepte, zoveel mogelijk ketters te zien verbranden. Om niet alleen de verantwoordelijkheid te hoeven dragen betrok hij de inquisiteur van Frankrijk bij het proces. Formeel ging het om de vraag of de daden van Jeanne d'Arc uit God of van de duivel waren. Duivelskunsten bleken echter niet bewezen te kunnen worden en daarom werd de kwestie vereenvoudigd tot de rechtzinnigheid van de beklaagde. Maar in wezen was het begonnen om de aanspraken, die zowel het Engelse als het Franse koningshuis op de troon van Frankrijk maakten. Het had er eerst op geleken dat de Engelsen met hun grote overwinningen hun aanspraken door God bevestigd zagen. Maar toen was de kroning te Reims gekomen en velen zagen daarin Gods vinger. Als Jeanne d'Arc nu tot heks verklaard kon worden, dan zou deze koningskroning een duivelswerk en niet een goddelijke wijding zijn. Op allerlei manieren werd door de rechtbank geprobeerd Jeanne's ketterij aan te tonen. Er werden haar hoogmoed en wederspannigheid verweten. Ze was uit het ouderlijk huis weggelopen. Haar sprong uit het torenraam van de gevangenis werd als een poging tot zelfmoord uitgelegd. De stemmen, die steeds weer in haar hadden geklonken en tot haar daden hadden geleid, werden haar als influisteringen van de boze zwaar aangerekend. Op 24 mei ondertekende het meisje op het kerkhof van Saint Quen een herroeping van die stemmen, toen ze bedreigd werd met onmiddellijk in het vuur te zullen worden geworpen. Ze nam weer vrouwenkleren aan en werd als een berouwvolle ketterin tot levenslange gevangenschap op water en brood veroordeeld. Maar de Engelsen waren daar niet tevreden mee; ze wilden, dat Jeanne d'Arc een smadelijke dood zou sterven. Nadat men Jeanne er toe had gebracht opnieuw mannenkleren aan te trekken werd het proces tegen haar spoedig weer heropend. Op 30 mei 1431 werd ze ter dood veroordeeld. Het moedige 19-jarige meisje liet het leven op de brandstapel in Rouaan. Karel VII, die zijn kroon aan haar dankte, had geen enkele poging gedaan haar te redden.