David Robert Jones, beter bekend onder zijn artiestennaam David Bowie is een Engelse muzikant. Hij wordt gezien als een uiterst invloedrijk rockmuzikant, artiest en acteur, vanaf de jaren zestig tot heden. Lees verder
David Robert Jones, beter bekend onder zijn artiestennaam David Bowie is een Engelse muzikant. Hij wordt gezien als een uiterst invloedrijk rockmuzikant, artiest en acteur, vanaf de jaren zestig tot heden.
David Bowie werd bekend vanwege wereldhits zoals "Space Oddity", "Changes", "Ziggy Stardust", "Let's Dance", "Dancing in the Street", "Heroes" en "Under Pressure". Daarnaast is hij bekend van de verschillende imago's, die vooral in de jaren zeventig excentriek te noemen waren.
Bowie groeide op in Bromley, in het zuidoosten van Londen. Tijdens een vechtpartij met een vriend, toen Bowie vijftien jaar was, raakte zijn linkeroog beschadigd doordat hij een vuistslag in het gezicht kreeg. Na enkele operaties kon Bowie nog steeds minder goed zien met zijn beschadigde oog. Zijn pupil kan door de beschadiging niet meer reageren op lichtvariaties waardoor zijn linkeroog een bruine kleur lijkt te hebben. Daardoor lijkt Bowie op het eerste gezicht twee verschillend gekleurde ogen te hebben. Dat zou één van zijn handelsmerken worden.
Aanvankelijk was hij in de jaren zestig saxofonist en zanger in verschillende Londense bluesbandjes, zoals "The Lower Third", de "Konrads" en de "King Bees". Een van David Bowies grootste talenten is om nieuwe trends te zetten, die navolging krijgen over de hele wereld. Later in zijn carrière wist hij zijn imago aan te passen aan muzikale trends, waar hij zijn eigen invulling aan kon geven. Zijn muzikale invloed blijkt door het aantal artiesten dat aangeeft door hem muzikaal geïnspireerd te zijn (Simple Minds, U2, Pet Shop Boys, Placebo, Sonic Youth, The Arcade Fire, Nine Inch Nails, Joy Division en vele anderen). Hij is beïnvloed door drama, van avant-garde en mime tot commedia dell'arte en gebruikt verschillende karakters en pseudoniemen in zijn werk, waarvan Ziggy Stardust het bekendste is. De zanger koos zijn artiestennaam David Bowie omdat er al een Davy Jones was, de zanger van The Monkees. De achternaam Bowie is geleend van Jim Bowie, naar wie het bowiemes genoemd is. In werkelijkheid is het mes een uitvinding van zijn broer Rezin Bowie.
David Bowie verwierf zijn eerste bekendheid met het nummer "Space Oddity" in 1969, dat samenviel met de eerste maanlanding en gebaseerd was op Stanley Kubricks film "2001: A Space Odyssey". Het was zijn eerste commerciële succes in het Verenigd Koninkrijk waar de single de vijfde plaats in de hitparade haalde. Met de heruitgave in 1975 in Engeland bereikte hij de eerste plaats. Zijn eerste twee albums waren in eerste instantie geen groot succes. Beide albums werden in het Verenigd Koninkrijk uitgebracht met de titel "David Bowie", wat tot de nodige verwarring leidde. In de Verenigde Staten heette het tweede album eerst "Man Of Words, Man Of Music". In 1972 werd het tweede album opnieuw uitgebracht als "Space Oddity". Daarmee haalde het album zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk de Top 20.
In maart 1970 trouwde Bowie met Mary Angela Barnett. Later dat jaar bracht hij "The Man Who Sold the World" uit, waarbij hij de akoestische gitaar van "Space Oddity" voor een zwaarder rockgeluid verruilde, verzorgd door onder andere gitarist Mick Ronson. Daarmee sloot hij aan bij de Britse hardrock van dat moment, hoewel ook op dit album Bowies drang tot vernieuwing bleek, onder meer door het gebruik van Latin-invloeden in het titelnummer. Rond deze tijd vormde hij ook zijn band "The Spiders From Mars" (als opvolger van Hype). Het titelnummer werd met succes gecoverd door Lulu in 1974 en door Nirvana in 1994. De hoes van "The Man Who Sold the World" was opvallend, omdat Bowie te zien was in een elegante jurk. Het was een van de eerste tekenen van de exploitatie van zijn androgyne uiterlijk. De hoes werd in de Verenigde Staten gecensureerd en kreeg een ander ontwerp.
Zijn volgende album, "Hunky Dory" (1971), kenmerkte zich deels door een terugkeer naar het geluid van "Space Oddity", maar ook door "Oh! You Pretty Things" en het nummer "Kooks". Dat laatste nummer werd opgedragen aan zijn op 30 mei 1971 geboren zoon Zowie Bowie, wiens volledige naam Duncan Zowie Heywood Jones is en tegenwoordig onder de naam Duncan Jones een carrière als filmregisseur heeft. Bowie eerde op het album verder op ongebruikelijk directe manier enkele van zijn voorbeelden in de nummers "Song for Bob Dylan", "Andy Warhol" en "Queen Bitch" (opgedragen aan de Velvet Underground). Het volgende jaar zou Bowie Lou Reeds solo-doorbraak "Transformer" produceren. Vergezeld van de hitsingle "Life On Mars" verkocht "Hunky Dory" goed in het Verenigd Koninkrijk. Ook zijn zelfverklaarde biseksualiteit kon op veel aandacht rekenen. Later zou hij er weer afstand van nemen. In de daaropvolgende periode van achttien maanden (1972 en 1973) had hij in het Verenigd Koninkrijk vier albums in de Top 10 staan en acht top-tienhits.
Zijn androgyne verschijning werd verder doorgevoerd op zijn volgende album "The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars" (1972). Het album werd zowel commercieel als artistiek een succes. Ziggy Stardust is een van 's werelds bekendste conceptalbums en verhaalt over de carrière van een buitenaardse rockzanger. Bowie vertelde dat de Britse rocker Vince Taylor model stond voor Ziggy Stardust. Het album bevat veel van Bowies meest gewaardeerde werk. Het is op nummer 35 het hoogst geplaatste van zes Bowiealbums in de top 500 van meest invloedrijke albums aller tijden van het blad Rolling Stone. Het album valt te beschouwen als een reactie op zijn eigen beroemdheid en het conflict tussen zijn eigen idealen en de realiteit van het leven als een van de grootste sterren van dat moment. Dit thema werd verder doorgevoerd op het album "Aladdin Sane" (1973) met de hit "The Jean Genie" (nummer 7 in de Nederlandse Top 40) en de Rolling Stonescover "Let's Spend the Night Together". Bowie en Marc Bolan (T. Rex) waren goede vrienden en hebben elkaar in de glamrockperiode sterk beïnvloed. Het nummer "Lady Stardust" (van het Ziggy Stardust-album) gaat volgens David Bowie over Marc Bolan.
Bowie voerde het personage Ziggy Stardust tot in het extreme door. Hij toerde en gaf persconferenties als Ziggy. Hier kwam een plotseling einde aan toen Ziggy abrupt en dramatisch zijn leven als rockzanger beëindigde tijdens een liveconcert in het Londense Hammersmith Odeon op 3 juli 1973. Deze show werd later uitgebracht in 1983 als film en bijbehorende soundtrack onder de naam "Ziggy Stardust - The Motion Picture". Een opgepoetste versie is in 2003 als de "30th Anniversary Edition" verschenen. Bowies volgende twee albums waren muzikaal gezien voortzettingen van de Ziggy Stardustperiode: het jaren zestig cover-album, "Pin Ups" (1973) en het ambitieuze en futuristische "Diamond Dogs" (1974). Het album werd gevolgd door een grote Diamond Dogs Tour in de Verenigde Staten. De choreografie van de tournee werd verzorgd door Toni Basil en stond bol van theatrale special effects. De tournee werd gefilmd door Alan Yentob voor de documentaire "Cracked Actor".
Bowie gaf aan dat het resulterende livealbum "David Live" eigenlijk "David Bowie is Alive and Well and Living Only in Theory" zou moeten heten, waarschijnlijk een verwijzing naar zijn (door overmatig drugsgebruik) verwarde mentale toestand in deze periode. Desondanks verstevigde het album zijn status als superster, met een tweede plaats in de hitlijst in het Verenigd Koninkrijk en een achtste plek in de hitlijst in de Verenigde Staten.
Bowie werkte in deze periode behalve met Marc Bolan ook samen met Lou Reed, Iggy Pop & The Stooges, Mott The Hoople en Lulu.
In 1975 veranderde Bowie zijn imago drastisch, zowel artistiek als qua uiterlijk. Wel konden we hem in zijn eerste commerciële film, "The Man Who Fell To Earth", nog één keer bewonderen als androgyne buitenaardse rockster. Zijn eerste werk na deze zet was de dansbare soulplaat "Young Americans". Dit was een groot verschil met zijn voorgaande werk. Hij verloor hiermee veel fans, maar trok ook weer veel nieuwe fans naar zich toe. Opvallend is ook het nummer "Fame", een duet met John Lennon. Dit werd zijn eerste Amerikaanse nummer 1-hit.
Ondertussen had Bowie zich gevestigd in Los Angeles en gebruikte drugs, vooral cocaïne. Op het album "Station To Station" (1976) introduceerde hij een nieuw en controversieel personage, genaamd "The Thin White Duke", een gladde, koude, typisch Britse aristocraat. Het album was zijn tijd ver vooruit en kenmerkte zich door een kil new wavegeluid, vermengd met enkele funk- en disco-invloeden. Sommigen horen ook de invloed van Bowies zwaar toegenomen drugsgebruik in vooral het titelnummer, anderen zien in het album eerder toespelingen op occulte zaken, met name op de kabbalistische boom des levens (Kether en Malkut zoals ze in de tekst van het titelnummer voorkomen zijn namen van de boom des levens). Ook in Bowies andere werk wordt soms gerefereerd aan het occulte. Na dit album vertrok Bowie naar Berlijn, deels om van zijn overmatig drugsgebruik af te komen en deels vanwege zijn groeiende interesse in de Duitse muziekscene. De Berlijnse periode is artistiek gezien een zeer interessante periode in de carrière van David Bowie. Hier begon de samenwerking met inspirator Brian Eno. Bowie produceerde in deze tijd zelf ook enkele artiesten, waaronder Iggy Pop. Het Iggy Pop-album "The Idiot" heeft opvallend veel Bowie-invloeden. Niet alleen zijn alle songs geschreven door Pop en Bowie samen, maar ook heeft Bowie alle muziek uitgevoerd, zoals Pop veel later in interviews vertelde. Van een "band", zoals de credits vermelden, is geen sprake. Ook zijn er in de nummers duidelijke verwijzingen te vinden naar het gezamenlijke uitgaansleven van Pop en David in Berlijn, waarover de nummers "Nightclubbing" en "Funtime" (en overigens ook het nummer "Beauty and the Beast" op het Bowie-album Heroes) verhalen.
Alle drie de Berlijnse albums werden invloedrijk: "Low" (1977) (hoewel niet opgenomen in Berlijn, maar in Frankrijk), "Heroes" (1977) en "Lodger" (1979). Alle drie de albums waren doorspekt met gewaagde artistieke experimenten en instrumentale nummers en alle drie zijn in eerste instantie moeilijker toegankelijk dan Bowies eerdere werk. Ook het verdeelde Berlijn gaf inspiratie met de Koude Oorlog als decor. Dit was vooral gewaagd tegen de achtergrond van de op dat moment heersende punkbeweging. Toch verkochten "Low" en "Heroes" goed. Van "Low" kwam zelfs de tot dan grootste hit, "Sound and Vision". Het titelnummer van "Heroes" werd wereldwijd een grotere hit en is tot op heden één van Bowies bekendste singles.
Materiaal van de drie Berlijnse albums werd later gebruikt voor de soundtrack van de film "Christiane F. - Wir Kinder vom Bahnhof Zoo" (1981), een in die tijd zeer controversiële (biografische) film over een veertienjarig Berlijns meisje dat verslaafd raakt aan heroïne en zich prostitueert.
In 1980 kwam er een eind aan de Berlijnse jaren van Bowie. Met "Scary Monsters... and Super Creeps" keek hij terug op zijn eigen carrière en met de single "Ashes To Ashes" scoorde hij een grote hit. Het album gebruikte de invloeden waarmee Bowie in Berlijn had kennisgemaakt, maar was zowel muzikaal als tekstueel veel directer dan de voorgaande albums. Mogelijk was dit een gevolg van de drastische veranderingen die Bowie in de periode voorafgaand aan het album had ondergaan. Veel mensen zagen dit album als zijn voorlopig laatste, omdat het ernaar uitzag dat Bowie zich ging richten op zijn film- en theatercarrière (onder meer stond hij drie maanden op het toneel van Broadway als de Elephant Man). In 1981 scoorde hij samen met Queen een nummer 1-hit met de klassieker "Under Pressure". In 1982 werkte hij samen met discoproducer Giorgio Moroder voor de soundtrack van de film "Cat People" en verscheen zijn eind jaren zeventig opgenomen duet "Peace On Earth/Little Drummer Boy" met Bing Crosby op (kerst)single.
Het duurde tot 1983 voor David Bowie een nieuw album uitbracht. Het toegankelijke album "Let's Dance" en de bijbehorende hitsingles "Modern Love", "China Girl" en het titelnummer werden enorme commerciële successen die Bowie tot superster maakten. Het album werd geproduceerd door Nile Rodgers (Chic) en alle singles werden voorzien van videoclips die op de in deze jaren nieuwe zender MTV vaak te zien waren. Samen met de Serious Moonlight Tour trok hij overal ter wereld volle stadions. De gitarist op het album, Stevie Ray Vaughan, werd in de tournee vervangen door Earl Slick. In 1983 speelde Bowie ook in de film "The Hunger".
De opvolger "Tonight" (1984), werd door sommige critici gezien als een luie poging om het succes van Let's Dance te evenaren, terwijl anderen het daarentegen geslaagder vonden dan "Let's Dance". Het succes van "Let's Dance" evenaren lukte maar gedeeltelijk, door middel van het van Iggy Pop teruggeleende "Tonight", een duet met Tina Turner en de hit "Blue Jean". Dit laatste nummer ging gepaard met een vijftien minuten durend filmpje, dat op succesvolle wijze Bowies jarenlange interesse in de combinatie drama en muziek liet blijken. Het album stelt vooral teleur door het geringe aantal nieuwe songs; meer dan de helft van het album bestaat uit covers van Iggy Pop-nummers of eerder door Iggy Pop uitgebrachte songs. Het nummer "Loving the Alien" laat Bowie echter op zijn best zien.
Het jaar daarop scoorde Bowie weer een nummer 1-hit met "This Is Not America", met de Pat Metheny Group. Dit nummer kwam uit de film "The Falcon and the Snowman". Later dat jaar scoorde hij een nummer 1-hit door zijn vertolking met Mick Jagger van de Martha Reeves & the Vandellas-hit, "Dancing in the Street", opgenomen in het kader van Live Aid. Hierna speelde hij een hoofdrol in de film "Labyrinth" (1986). In 1986 speelde hij een rol in de film "Absolute Beginners" en de door hem geschreven titelsong werd een hit.
In 1987 kwam het volgende album van Bowie uit, "Never Let Me Down". De plaat werd door critici, maar ook fans, genadeloos de grond in geboord. Desalniettemin werd de single "Day In Day Out" een hit en was de begeleidende Glass Spider Tour commercieel een groter succes dan het album. Artistiek sloeg deze tournee de plank mis, iets wat door Bowie later volmondig erkend werd. Het opvallende is dat het in dezelfde periode opgenomen en door Bowie geproduceerde Iggy Pop-album "Blah Blah Blah" wel van creatieve kwaliteit is. Dit album wordt vanwege de invloed van Bowie (nummers als "Isolation", "Hideaway" en "Shades") door veel Bowie-fans beter gewaardeerd dan Bowies eigen producten in die tijd. Vervolgens werd het even stil rond Bowie als soloartiest.
In 1988 vormde Bowie, voor het eerst sinds de jaren zestig, een rockband, genaamd "Tin Machine". "Tin Machine" was een viertal, waar naast Bowie gitarist Reeves Gabrels, bassist Tony Sales en drummer Hunt Sales in zaten. "Tin Machine" bracht in 1989 het album "Tin Machine" uit, waarbij Bowie zijn wens liet blijken om weer muziek te maken voor zichzelf en niet voor de massa, zoals de albums hiervoor. Bowie trad met "Tin Machine" op in kleine zalen.
In 1991 verscheen het album "Tin Machine II". Door de critici werd dit album evenals de voorganger met gemengde gevoelens ontvangen. Het album werd ondersteund met een tournee (liveopnamen van deze tournee verschenen in 1992 op het album Oy Vey, Baby). Vervolgens werd de band officieus ontbonden.
Na de artistieke flop "Never Let Me Down" en zijn ervaringen in de band "Tin Machine" besloot Bowie dat het weer tijd was voor verandering. In 1990 werden al zijn klassieke albums op CD uitgebracht door Ryko/EMI, waardoor Bowie de kans schoon zag zijn grote hits ten grave te dragen. Moe van het oeverloos herhalen van zijn grootste successen, wilde hij deze tijdens de Sound + Visiontour voor de laatste keer live ten gehore brengen.
In 1992 trouwde Bowie met voormalig fotomodel Iman Abdulmajid. Speciaal voor de huwelijksceremonie schreef Bowie een aantal instrumentale nummers, die in 1993 op het album "Black Tie, White Noise" verschenen. Het album was geproduceerd door Nile Rodgers en bevatte een aantal sterke tracks, zoals de cover van Creams "I Feel Free" met Mick Ronson op gitaar en de hitsingle "Jump They Say", met als thema de zelfmoord van zijn halfbroer Terry. Mede doordat het label waarop het album in de Verenigde Staten werd uitgebracht (Savage) failliet ging, was er maar een beperkte promotie en het album werd al snel weer vergeten.
In 2003 kreeg het album opnieuw aandacht doordat er een speciale, uitgebreide editie van verscheen, bestaande uit de oude CD, een CD met speciale versies van nummers en een DVD met daarin videoclips van de nummers en een aantal clips die speciaal waren opgenomen voor vertoning op het huwelijksfeest van Bowie en Iman. In 1993 schreef Bowie de soundtrack voor de BBC-miniserie "Buddha of Suburbia", naar het boek van Hanif Kureishi, maar ook dit album werd nauwelijks opgemerkt.
In 1995 kwam Bowie terug met "1. Outside", waarbij hij opnieuw samenwerkte met Brian Eno. Het album werd omschreven als een vreemd, conceptueel en moeilijk toegankelijk album. Het staat vol met gelezen fragmenten over moord, marteling en andere gruweldaden en daartussen staan de nummers. Op dit album is de toenemende invloed van gitarist Reeves Gabrels sterk merkbaar. Er werd gezegd dat dit het eerste album zou zijn in een serie van vijf en zelfs de titels van de volgende albums (die tot op heden niet zijn verschenen) werden al bekendgemaakt. Wereldwijd kreeg Bowie positieve artikelen en recensies in de bladen. Een grootschalige tournee volgde, waarin Bowie zijn in 1990 gedane belofte zijn oude nummers niet meer te spelen alweer verbrak. Het nummer "Hallo Spaceboy" werd in 1996 in de remix van de Pet Shop Boys (inclusief verwijzingen naar Major Tom) een bescheiden hit. Voor het eerst sinds "Scary Monsters" had Bowie ook de critici weer (bijna) unaniem aan zijn zijde.
Het in 1997 verschenen album "Earthling" haakte aan bij de toen hippe junglemuziek, maar bevat desalniettemin een aantal sterke nummers (zoals "I'm Afraid of Americans" dat vagelijk doet denken aan "What You Got" van John Lennon en "Little Wonder"). Dit album werd gevolgd door een tournee, waarin ook nummers uit de Berlijntijd (zoals "V2-Schneide"r van Heroes) van een modern jasje werden voorzien. Tijdens de Earthlingtournee trad ook Nine Inch Nails-zanger Trent Reznor een aantal maal samen met Bowie op en in de videoclip van "I'm Afraid of Americans" is hij de man die een bange Bowie in New York achtervolgt.
De albums " ..hours" (1999), "Heathen" (2002) en "Reality" (2003) lieten een terugkeer zien naar de singer-songwriterperiode van "Hunky Dory". Deze drie albums werden door velen gezien als een trilogie. Op het album "Reality" verscheen een nieuwe versie van "Rebel Rebel". Op het album "Heathen" staan de nieuwe nummers "Afraid" en "Slip Away", een ode aan Bowies favoriete kinderprogramma uit zijn jeugd, Uncle Floyd. Het nummer "Yesterday" door Bowie (een cover van het Beatles-nummer), dat op internet circuleert, was wellicht ook voor ToY bestemd.
In het voorjaar van 2011 werd het hele album "ToY" op internet gezet, in uitstekende high definition-cd-kwaliteit, door "een David Bowie-fan", die "het zat was nog langer te wachten en vond dat het album te mooi was om op de plank te blijven liggen". Compleet met informatiesheet en coverdesign werd het album gratis via links op sites voor Bowie-fans verspreid. Naast de nummers die via "Heathen" en de singles al bekend waren, stond er nog een aantal andere nummers op, zoals volledig nieuwe en soms verrassende versies van "Silly Boy Blue", "The London Boys", "I Dig Anything", "Let Me Sleep Beside You" en "Liza Jane". Verder nog het nieuwe nummer "Toy" en "Hole In The Ground", een nieuw opgenomen versie van een oude, onbekende demo.
De nummers die al bekend waren van "Heathen" en de Heathen-singles zijn op het album "ToY" anders gemixt, waardoor bijvoorbeeld het verborgen "So Sad"-fragment van Iggy Pop aan het eind van"You Got A Habit Of Leaving" veel beter te horen is dan op het album "Heathen". "Slip Away" heet hier (net als in de Reality Tour) "Uncle Floyd" en klinkt heel anders dan de nieuw opgenomen versie op "Heathen". Het begint met een imitatie van Bowies favoriete kinderprogramma Uncle Floyd.
Het album "Reality" werd op een bijzondere wijze aan fans en pers gepresenteerd. Op een groot aantal plaatsen in Europa kon op een groot scherm via satelliet het liveconcert worden gevolgd waarop Bowie en zijn band alle nummers van "Reality" ten gehore brachten. De reacties van fans en pers waren positief. Een DVD van dit concert werd later toegevoegd aan een speciale editie van de CD Reality.
Bowie begon in september 2003 aan een ambitieus opgezette tournee van meer dan honderd concerten in anderhalf jaar. Deze werd in 2004 echter voortijdig afgebroken vanwege gezondheidsproblemen, naar later bleek een lichte hartaanval. Van de Realitytournee verscheen in 2004 een DVD (A Reality Tour) met daarop het concert in Dublin. Sindsdien is het rustig rond David Bowie. Hij trad nog op tijdens de Fashion Rocks, waar hij "Life on Mars?" en "Five Years" en het nummer "Wake Up" ten gehore bracht, samen met de band Arcade Fire. Op 8 februari 2006 kreeg hij een Grammy-award uitgereikt voor zijn gehele oeuvre.
Op eerste kerstdag 2006 verscheen een speciale cd-single van Bowie met David Gilmour van Pink Floyd, waarop het overlijden van Pink Floyd-oprichter Syd Barrett werd herdacht. Bowie zong op de CD een van de versies van het nummer. De single was slechts een week verkrijgbaar en kon daarna drie weken lang via iTunes worden gedownload. Rond David Bowies zestigste verjaardag in 2007 verschenen er in muziekbladen veel artikelen en een uitgebreide documentaire op de BBC.
De laatste jaren lijkt Bowie zich vooral bezig te houden met zijn gezin en bemoeit hij zich muzikaal vooral met het opnieuw uitbrengen van ouder materiaal of het meewerken aan opnamen van andere artiesten, zoals de Amerikaanse band "TV On The Radio", waar Bowie onder meer meezingt in de nummers "Province" en "Wasted Weekend" en het debuutalbum van de als actrice bekende Scarlet Johansson, waarop Bowie backing vocals zingt in de nummers "Falling Down" en "Fanning Street". Af en toe treedt hij nog live op of is hij te zien in een film, zoals in "The Prestige" waar hij het natuurkundig genie Nikola Tesla speelde. Verder bezoekt hij met zijn vrouw Iman regelmatig het New Yorkse uitgaansleven. Bowie was als trotse vader ook aanwezig bij de première van de sf-film "Moon", de eerste speelfilm die zijn zoon Duncan Jones regisseerde. Verder was Bowie een van de Amerikaanse insprekers van de film "Arthur and the Invisibles" en sprak hij een personage in voor "Spongebob Squarepants".
In april 2010 meldden de media dat Bowie op dat moment al anderhalf jaar met een zekere regelmaat bezig zou zijn met zijn autobiografie. De Amerikaanse uitgever JLPG (Jasper Lookfoil Publishing Group) maakte bekend dat Bowie een vooruitbetaling van 11 miljoen dollar gekregen heeft voor de exclusieve rechten op het uitbrengen van zijn autobiografie. Volgens de uitgeverij zou de autobiografie van David Bowie in het najaar van 2011 verschijnen, vlak voor zijn 65ste verjaardag. Als werktitels circuleerden de namen "Sailor Flop" en "Isolar Pay Fold". De definitieve titel is nog niet bekend. "Sailor" is de alias die Bowie gebruikt als hij zelf berichten post op zijn eigen officiële website en "Isolar", een anagram van Sailor, is al enkele decennia de naam van zijn eigen bedrijf. Het boek is nog niet verschenen. In augustus 2011 werd er wel een Bowie-biografie gepubliceerd door Paul Trynka, voormalig hoofdredacteur van het gezaghebbende Britse muziekblad Mojo, getiteld Starman, naar een nummer van de LP Ziggy Stardust. In een interview met muzieksite Spinner meldde Trynka dat het een wonder zou zijn als Bowie nog nieuwe muziek zou uitbrengen, but miracles do happen.
Op 8 maart 2013 kwam het album "The Next Day" uit. De eerste single uit dat album, "Where Are We Now?", verscheen op 8 januari 2013, Bowies 66e verjaardag. "The Next Day" werd opgenomen in New York en geproduceerd door Tony Visconti. Ook de tracks "The Stars are out Tonight", "The Next Day" en "Valentines Day" verschenen als single. Bowie maakte in de eerste twee hiervan gebruik van beroemdheden als Tilda Swinton, Gary Oldman en Marion Cotillard. Het album stond wekenlang op nummer 1, Bowies eerste album sinds "Black Tie White Noise" met deze notering.
Sinds 2013 trekt de internationale tentoonstelling "David Bowie Is" de wereld rond met meer dan 300 objecten, waaronder kostuums, handgeschreven songteksten, kunstwerken en meer. Een geschiedenis van de voorbije 50 jaar samen gebracht, tonen hoe David Bowie werd beïnvloed door kunst, theater, mode en muziek. De expo is een multi-media-ontwerp met Sennheiser’s vooruitstrevend technologisch design en is een organisatie van het Victoria and Albert Museum in Londen.
Bowie studeerde aan de kunstacademie, zoals Ron Wood van The Rolling Stones, Ray Davies van The Kinks, Pete Townshend van The Who en Freddy Mercury van Queen. Ook is hij tijdens zijn latere carrière als musicus blijven schilderen en verzamelt hij al kunst sinds zijn kindertijd. Uit zijn schilderijen zijn voorkeuren waar te nemen voor surrealistische kunst, stripverhalen van Marvel Comics en werk van Francis Picabia en Egon Schiele.