Ieper is een stad in de Westhoek, in het zuidwesten van de Belgische provincie West-Vlaanderen. Ieper is het centrum van het gelijknamige arrondissement en de grootste stad in de Westhoek. De bijnaam van Ieper luidt 'de Kattenstad'. Vroeger werd de stad s Lees verder
Ieper is een stad in de Westhoek, in het zuidwesten van de Belgische provincie West-Vlaanderen. Ieper is het centrum van het gelijknamige arrondissement en de grootste stad in de Westhoek. De bijnaam van Ieper luidt 'de Kattenstad'. Vroeger werd de stad soms ook Ieperen genoemd, zoals ook het Franse Ypres als een meervoud klinkt. Ieper ligt in de streek West-Vlaams Heuvelland.
Oude vermeldingen van Ieper gaan terug tot de 11de eeuw als "Iprensis" en "Ipera". De naam zou afkomstig zijn van de het riviertje de Ieperlee, vroeger Ieper genoemd. Reeds vroeger zou zich hier een domein en bedehuis bevonden hebben. De Ieperlee vormde een waterweg in noordelijk richting, naar de zee. De ontwikkeling van de stad wordt daarna toegeschreven aan Baudouin V de Flandre en het beleid van stadsstichting. De rechtlijnige straten en het dambordpatroon, vooral in het zuidelijk deel, wijzen op deze stichting. Het oude uitbatingscentrum ontwikkelde zich verder in de loop van de eeuw met de inrichting van een grafelijk castrum. Ten oosten bevond zich het forum of markt, ten noorden de Sint-Maartenskerk.
In noord-zuidrichting liep de weg Brugge, Torhout, Ieper, Mesen, Rijsel. De handel nam toe en de stad ontwikkelde zich verder. Zo kwamen er in de 12de eeuw met de Sint-Pieterskerk, Sint-Jacobskerk en de Onze-Lieve-Vrouw ten Brielenkerk nieuwe parochiekerken bij. De Sint-Maartenskerk was uitgegroeid tot een zetel van een kapittel van kanunniken. In de loop van de eeuw bouwde de graaf van Vlaanderen een nieuwe burcht ten zuidwesten van de stad, het Zaalhof. Ieper herbergde de zetel van de Kasselrij Ieper, maar viel in 1116 wel buiten de jurisdictie met landbouwkarakter. De stad werd nu van het omliggende land afgescheiden door stadsversterkingen en rond 1170 werden door Philippe d'Alsace stadsrechten toegekend. Op het einde van de 12de eeuw eeuw werd het Onze-Lieve-Vrouwgasthuis opgericht en buiten de stadsmuren ontstond het Leprozenhuis of Godshuis der Hoge Zieken.
Ieper kende een bloeiperiode en speelde als derde stad van Vlaanderen (na Gent en Brugge) een belangrijke rol als stad van het graafschap Vlaanderen. Lakens uit Ieper waren in de vroege 12e eeuw terug te vinden op de jaarmarkt van het Russische Novgorod. In 1241 vond in Ieper een grote stadsbrand plaats. De lakenindustrie kende rond 1250 een belangrijke opbloei in de stad. De stad breidde zich verder uit en er ontstonden nieuwe parochiekerken, ook buiten de 12de-eeuwse vesting. De stadskern werd verruimd en de nieuwe buitenwijken werden met nieuwe omheiningen en wallen opgenomen in de stadsversterking. In de 13de eeuw telde de versterking zo negen poorten. In de loop van de 13de eeuw werd de Sint-Maartenskerk uitgebreid en werd de Lakenhalle van Ieper met zijn belfort gebouwd, net als het Vleeshuis en verschillende patriciërshuizen. In de 13de eeuw kende Vlaanderen enkele handelsconflicten met Engeland en door het gebrek aan wol kende men economische moeilijkheden. In die tijd ontstonden verschillende liefdadigheidsinstellingen ten behoeve van de armen en werklozen, zoals het Sint-Catharinagodshuis, het Sint-Jansgodshuis, het Bellegodshuis en het Sint-Thomasgasthuis buiten de stad. De stedelingen waren betrokken bij alle belangrijke verdragen en veldslagen zoals de Guldensporenslag, de Slag bij Pevelenberg, de Vrede van Melun en de Slag bij Kassel.
In de loop van de 14de eeuw bleef de economische toestand moeilijk. De stad telde toen zo'n 28.000 inwoners. In de jaren 1320 werden Ieper ook getroffen door de volksopstand van Nicolaas Zannekin. In die periode werden de buitenste arbeiderswijken in de stadsversterking opgenomen. In 1332 herstelde men de vroegere 13de-eeuwse vesten, zodat de stad een tijd een dubbele verdediging had. De buitenvesten en enkele van de buitenste wijken met de Sint-Michielskerk en de Heilige Kruiskerk werden verwoest tijdens een beleg in 1383, waarna die buitenste vesten niet meer werden hersteld. Begin deze eeuw werd het godshuis Onze-Lieve-vrouw van Nazareth opgericht.
Het economisch verval zette zich verder in de 15de en 16de eeuw en de bevolking daalde tot zo'n 11.000 inwoners begin 15de eeuw. In 1566 werd de stad getroffen door de Beeldenstorm en in 1575 door de Geuzen. Onder Felipe II de España werden de stadsversterkingen verbeterd, onder meer met ravelijnen in het noordoosten, waarbij de Onze-Lieve-Vrouw ten Brielenkerk en de Sint-Janskerk werden afgebroken. Op religieus gebied won de stad wel aan belang en er kwam in de loop van de 16de eeuw een seminarie en jezuïetencollege. In 1599 werd het Bisdom Ieper opgericht, met als kathedraal de Sint-Maartenskerk. Begin 17de eeuw kende Ieper een rustperiode en groeide de bevolking weer aan, wat gepaard ging met een grote bouwactiviteit in de stad.
In de 17de en 18de eeuw fungeerde Ieper meestal als grensstad. Ieper was in handen van de Spanjaarden tot het op 25 maart 1678 werd veroverd door de Franse troepen van Louis XIV. Bij de Vrede van Nijmegen kwam het in Frans bezit. Vauban voorzag Ieper van nieuwe verdedigingswerken.
In 1697 kwam Ieper bij de Vrede van Rijswijk weer in Spaanse handen. Na de Spaanse Successieoorlog ging de stad in 1713 over Oostenrijkse handen, net als de rest van de Zuidelijke Nederlanden. De stad werd daarbij een van de barrièresteden, waarin de Nederlandse Republiek troepen mocht legeren. Dit duurde tot de Oostenrijkse Successieoorlog, waarin de barrière tegen de Fransen niet erg effectief bleek; het Barrièreverdrag werd in 1748 opgezegd. In 1782 besloot de Oostenrijkse keizer Joseph II de vestingen af te breken, zodat de Fransen tijdens de Eerste Coalitieoorlog in 1794 Ieper gemakkelijk konden innemen. Ieper werd de hoofdplaats van een arrondissement in het Leiedepartement. Het bisdom Ieper werd in 1801 afgeschaft.
In de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) werden de vestingen weer wat uitgebouwd, als verdediging aan de grens met Frankrijk. Na de Belgische afscheiding verloor de vesting halverwege de 19de eeuw zijn belang. In het noorden werden de vestingen afgebroken en kon de stad zich uitbreiden. De Sint-Niklaaskerk werd heropgebouwd en de Ieperlee werd in het zuiden van het stadscentrum nu helemaal overwelfd. Begin 20ste eeuw werd ook de oostelijke stadsmuur doorbroken voor de uitbouw van de stationswijk rond het station van Ieper, dat er al in 1854 was gebouwd. Buiten de muren ontwikkelden zich ook andere nieuwe wijken.
Tijdens de volledige duur van de Eerste Wereldoorlog was de stad aan drie zijden omringd door Duitse troepen, door de Britse verdedigers werd deze boog in het front de Ypres Salient genoemd. Eenzelfde situatie deed zich eveneens voor, verder naar het zuidoosten, bij de Franse stad Verdun.
De Duitsers slaagden er niet in de stad te veroveren. De Duitse cavalerie had de stad kunnen binnendringen en doortrekken; deze veldtocht duurde maar enkele dagen. Ondanks een aantal groots opgezette veldslagen die aan 500.000 soldaten het leven kostten bleef Ieper uit handen van de Duitsers.